Ieder heeft het recht om zelfstandig aan de samenleving deel te nemen. Ook als je een beperking hebt, heb je dus dit recht. Om zelfstandig te kunnen deelnemen moeten onder andere openbare ruimtes en gebouwen, websites, onderwijs, woonvoorzieningen en werk voor je toegankelijk zijn. De Verenigde Naties aanvaardden op 13 december 2006 het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap. Van de Europese landen waren Nederland, Finland en Ierland de laatsten die hun handtekening onder het Verdrag zetten.

Doel van het VN-verdrag

Doel van dit Verdrag is ‘het volledige genot door alle personen met een handicap van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid te bevorderen, beschermen en waarborgen, en ook de eerbiediging van hun inherente waardigheid te bevorderen. Personen met een handicap omvat personen met langdurige fysieke, mentale, intellectuele of zintuiglijke beperkingen die hen in wisselwerking met diverse drempels kunnen beletten volledig, effectief en op voet van gelijkheid met anderen te participeren in de samenleving.’

Sterkere positie voor mensen met een beperking

Nederland ondertekende het VN-verdrag op 13 december 2016. Daarmee onderstreepte het dat mensen met een beperking recht hebben om zelfstandig te wonen, naar school te gaan, het openbaar vervoer te gebruiken of betaald werk te hebben. Ook gaf het aan dat dat mensen met een beperking zelfstandig besluiten moeten kunnen nemen. En dat zij moeten worden ondersteund als zij daartoe niet in staat zijn.

Wet gelijke behandeling

De *Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte* (WGBH/CZ) verbiedt discriminatie van personen met een beperking bij het aanbieden van goederen en diensten: ondernemers, horecagelegenheden, musea, winkels, verzekeraars en zorginstellingen mogen mensen vanwege hun beperking niet anders behandelen dan mensen zonder beperking. Een consequentie van deze wet is bijvoorbeeld dat iemand die een assistentiehond gebruikt het recht heeft om die mee te nemen in een winkel of openbaar vervoermiddel.

Gelijkwaardigheid

De ene mens is niet meer waard dan de ander. Ieder moet mee kunnen doen in de samenleving. Dat klinkt logisch en lijkt algemeen aanvaard. De praktijk is weerbarstiger dan het principe. Om een voorbeeld te geven: nog altijd heeft bijvoorbeeld 55% van de mensen met een beperking geen betaald werk. Er is dus nog veel werk aan de winkel.

Toegankelijke openbare ruimte voorwaarde zelfstandigheid

Voor mensen met een beperking of chronische ziekte is een toegankelijke openbare ruimte vaak een voorwaarde om zelfstandig te kunnen functioneren. Tot de openbare ruimte behoren straten, trottoirs, pleinen, parken, bushaltes, parkeervakken, parkeerautomaten en fietspaden. Maar ook zaken als openbare verlichting, afstelling verkeerslichten, bebording, speeltuintjes, afvalbakken en bankjes.

De openbare ruimte moet functioneel en veilig zijn ingericht, niet alleen voor kinderen, maar ook voor mensen met een handicap en ouderen. Van belang kunnen hierbij zijn: het scheiden van verkeersoorten, valbeveiliging, afstelling van verkeerslichten, rateltikkers, voldoende verlichting en het wegnemen van obstakels als reclameborden of neergezette fietsen in een loopgebied.

Toegankelijkheid als toverwoord

Het VN-verdrag heeft toegankelijkheid op alle fronten op het oog. Dat is nogal wat. Omdat Nederland het VN-verdrag heeft ondertekend, moet de overheid (gemeente, provincie en rijk) zorgen dat de positie van mensen met een beperking verbetert. Dit betekent dat de gemeente, de provincie en het rijk verscheidene barricades moeten opruimen die de toegankelijkheid belemmeren. Ook bedrijven hebben hier een taak. Zo moeten supermarkten ervoor zorgen dat de paden zo breed zijn dat mensen met een rolstoel erdoor kunnen. En werkgevers moeten zorgen voor computerprogrammatuur die ook te gebruiken is voor mensen die niet goed kunnen zien of horen.

Andere aandachtspunten zijn:

  • het toelaten van hulphonden in winkels en bedrijven
  • realiseren van een zonder-treden-toegang tot de openbare ruimte, bedrijven en winkels
  • het aanbrengen van verlaagde servicebalies, kantelbare pinautomaten en het verlagen van weegschalen
  • het aanbieden van aangepaste toiletten
  • en (eet)tafels die geschikt zijn voor rolstoelen (bv geen middenpoot)

Stapsgewijs werken aan een inclusieve samenleving

De gemeente moet een beleid voeren dat erop is gericht dat **iedereen** in de gemeente daadwerkelijk mee kan doen, ongeacht leeftijd, afkomst, geaardheid en lichamelijke en/of geestelijke gesteldheid. Dit beleid is niet van de ene op de andere dag te realiseren. Bovendien vraagt het om een voortdurende alertheid. Alle programma’s van de gemeente moeten inclusief worden. Of het nu gaat om woningbouw, scholenbouw, sportaccommodaties, wijkontwikkeling, inrichting van de openbare ruimte, of buurtinitiatieven, steeds moet worden gekeken naar de toegankelijkheid voor iedereen. En als het gaat om personeelsbeleid, moet worden gekeken of het wel inclusief is.

Digitale toegankelijkheid

Het toegankelijk maken van gebouwen, de openbare ruimte en publieke voorzieningen (zoals openbare toiletten) is relatief eenvoudig. Ook is het relatief eenvoudig ervoor te zorgen dat alle stemlokalen in de gemeente zodanig gelegen, ingericht en uitgerust zijn, dat mensen met een lichamelijke beperking zoveel mogelijk zelfstandig hun stem kunnen uitbrengen. Moeilijker is het toegankelijk maken van websites, ook qua taal en zoekmogelijkheden. 93% van de gemeentelijke websites is ontoegankelijk, die van Zevenaar inbegrepen.

Vanaf 23 september 2019 moet elke gemeentelijke website voldoen aan de Europese eisen voor toegankelijkheid. Iedere gemeente moet met een plan van aanpak komen waarin staat beschreven hoe de eigen websites zullen worden aangepakt zodat ook visueel beperkten en blinden die straks zelfstandig kunnen raadplegen. Uiteindelijk moet de gemeente niet alleen eigen websites volledig drempelvrij maken, maar ook alle deel-websites, het intranet, video’s, apps en de mobiele versie van de website.

Digitale ontoegankelijkheid speelt zich vooral achter de voordeur af. Mensen met een beperking of ouderen hebben soms weinig vertrouwen in hun digitale vaardigheden. Ze zoeken de oorzaak van een probleem van het niet kunnen vinden of niet begrijpen van informatie bij zichzelf. Dat is maar zeer ten dele terecht. De gemeente heeft zich in dit opzicht niet echt om hen bekommerd. De informatie die de gemeente geeft, moet voor zoveel mogelijk mensen begrijpelijk en gemakkelijk vindbaar zijn. Ook voor mensen met een verstandelijke handicap en voor digitaal minder vaardigen.

Discriminatie voorkomen

Het is verboden om (in)direct onderscheid te maken tussen mensen met en zonder een handicap. Direct onderscheid betekent rechtstreeks discrimineren. Bijvoorbeeld een werknemer niet aannemen, omdat hij of zij een beperking heeft. Indirect onderscheid is lastiger te herkennen. Een voorbeeld is als een bedrijf een verbod heeft om honden mee te nemen. Hierdoor is het werk niet meer toegankelijk voor blinde of slechtziende werknemers die een assistentiehond nodig hebben in hun dagelijks bestaan.

Mensen die tegen een probleem met toegankelijkheid aanlopen, kunnen een beroep doen op de *Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte*. In veel gevallen kunnen ze vragen om een ‘doeltreffende aanpassing’. Dat is een aanpassing in een individueel geval. De vraag moet wel redelijk zijn. De vraag om aanpassing is mogelijk niet redelijk als de aanpassing erg veel geld of inzet vraagt, of als de aanpassing onveilig of niet uit te voeren is.